CHINA 1994

In mei en juni van dit jaar trok ik in mijn eentje op de fiets door
China. Mijn voorbereiding bestond o.a. uit het leren van enkele
woorden Chinees, wat absoluut nodig is om je een beetje te redden in
dit land. Op de fiets zie je niet alleen de neonverlichte steden, maar
ook de plattelandsdorpjes waar nog steeds een schrijnende armoede
heerst. Een land van tegenstellingen.

Dinsdag 3 mei
Het regent pijpestelen in Beijing. Fietsend China hult zich in felgekleurde poncho's en een confetti van rood, geel, blauw, paars en groen trapt door de straten. Het verkeer is een chaos: fietsers zijn hier nog erger dan in mijn thuisbasis Amsterdam. Auto's stoppen wel voor het rode stoplicht, fietsers trekken zich daar helemaal niets van aan, ondanks verkeersagenten in grote aantallen. Er wordt getracht om met herintredende bejaarden die met een vlaggetje zwaaien als het stoplicht op rood staat nog een beetje orde en tucht in het fietsersvolk te pompen. Helaas, dit helpt ook niet.

Donderdag 19 mei
Om half zes, net licht en nog lekker koel, stap ik op de fiets. Ik gok en neem op het kruispunt de grote weg westwaarts. Die wordt echter steeds smaller en smaller en is op gegeven moment niet meer dan een modderpaadje dat me door uitgestorven boerendorpjes voert. Iedereen is op het land aan het werk, slechts een vervaarlijk blaffende hond houdt de wacht. Godzijdank blijft hij spreekwoordelijk blaffen. Na een half uur terreinrijden kom ik op de grote weg naar Qinshui, een klein stadje middenin het Taiyue Shan-gebergte ligt. Het stijgt al lekker en ik ontkom er niet aan een stuk te moeten lopen. Ik sluit aan achter een rijtje ezelkarren en stap de meters weg. Het laatste stukje naar de top is net te fietsen. Nat van het zweet en hijgend en puffend kom ik aan en word juist ingehaald door een man op een oerdegelijke opafiets die schijnbaar moeiteloos de helling op gaat. Ik stamel nog Ni Hao en krijg een medelijdende blik terug. Het uitzicht op de top is alle moeite waard: een glinsterend meertje in de verte, groene terrassen, opkomende zon. Op zulke momenten weet je weer waarom je op reis was gegaan.

Zaterdag 21 mei
Al om 11 uur ben ik in Houma, een stad in de provincie Shanxi. Na een zeer eenvoudig hotelletje te hebben gevonden voor f2,- per nacht ga ik naar het station om een treinkaartje te kopen voor morgen, want ik ga 300 km 'smokkelen' naar de stad Xi'an. Een geweldig publieksvriendelijk loket hebben ze: een muizeholletje waar je doorheen moet roepen naar een chagrijnige beambte die twee meter verderop zit. Ik sta in een hoek van negentig graden gebukt voor dat gaatje in het beton in mijn beste Chinees te roepen dat ik ook een kaartje voor de fiets moet hebben. Ik word doorverwezen naar het vrachtvervoer en krijg uiteindelijk wat ik hebben moet. Een wonder, als je alle reisgidsen moet geloven. Chinese loketten zijn berucht. Tevreden fiets ik nog wat door de stad waar niet veel bijzonders is te zien. Als ik in het hotel si‰sta hou, komt er een delegatie van vijf mannen plus de hotelbaas de slaapzaal binnenzetten. Een van de vijf draagt een verkreukeld, bevlekt blousje en een grote dameszonnebril, en laat een kaartje zien met "POLICE" erop. Die taal begrijp ik. Hij wil mijn paspoort zien, wil weten waar ik vandaan kom, waar ik naar toe ga, wat ik kom doen; afijn, mijn hele doopceel wordt gelicht. Hij vertrekt en even later komt hij terug met een tolk die vertelt dat deze stad "closed for foreigners" is. Ik ben met stomheid geslagen, ik dacht dat dat iets van twintig jaar terug was. Wat nu? De Chinese delegatie overlegt heftig en besluit dat ik naar een ander hotel moet, want "you need a good rest". Ik leg nog uit dat ik prima zit, en niet naar China ben gekomen om de matrassen eens lekker uit te proberen, maar er is geen ontkomen aan: ik moet en zal naar het door hen aangewezen hotel. Elk lid van de politiedelegatie neemt ‚‚n van mijn fietstassen mee en zo vormen we een leuke optocht. Aldaar aangekomen leggen ze me nog uit dat ik geacht word in het restaurant te eten wat bij het hotel hoort. 's Avonds besluit ik maar even niet burgerlijk ongehoorzaam te zijn en loop braaf dat restaurant binnen. Vanuit de hal houden twee politiemannen in de gaten of ik inderdaad de straat niet op ga; ik heb blijkbaar hotelarrest! Waarom deze stad nou gesloten is voor buitenlanders is me een raadsel. Bovendien had ik al geruime tijd hier rondgefietst voordat ik eindelijk "gesnapt" werd. De volgende dag kon ik zonder problemen de straat weer op, en bovendien zonder politiebegeleiding. Ach, rare jongens, die Chinezen.

Maandag 23 mei
In Xi'an begint het leven even vroeg als op het platteland. Zo gauw als er licht is, is er bedrijvigheid. Van 6 tot 8 uur 's morgens is eigenlijk de enige vrije tijd van de Chinezen. Daarna begint het werk dat soms doorgaat tot 8 uur 's avonds, en dan is het donker. Deze twee vrije uurtjes worden gebruikt voor tai chi, ochtendgymnastiek, badminton, jazzballet of zelfs stijldansen! In de parken ontstaan groepjes rond een cassetterecorder en onder leiding van een instructeur wordt er geoefend. Het is een geweldig schouwspel om zoveel verschillende dingen te zien en het is een genot om zo vroeg in het park rond te banjeren. Voor een klein bedrag kan je les nemen van een stijldansinstructeur die de quick-step nog even met je doorneemt. Ik heb er nu nog spijt van dat ik dat niet heb gedaan.

Zaterdag 4 juni
In Sanmenxia aangekomen en een simpel hotel gevonden. 's Middags staat de dochter van de hotelbaas voor mijn deur en vraagt of ik morgen met haar mee naar haar school wil. Morgen is het zondag, maar de hoogste drie klassen van de middelbare school hebben een extra ochtend les. Deze week dus 7 dagen school in plaats van 6. Hoera. Ik kan de volgende dag mijn lol op: in elke klas moet ik een speech in het Engels houden, vertellen over mijn fietstocht en Nederland beschrijven. Verwondering alom als ik beweer slechts 2 uur in de trein te hoeven zitten en dan al in het buitenland ben. Het gros van deze leerlingen zal tenslotte nooit de grens over komen. Als ik vertel dat ik gymnastiekleraar van beroep ben, komt een brandende vraag naar voren: of ik wil uitleggen waarom Ruud Gullit niet meedoet aan het WK voetbal (wat over enkele weken begint). Helaas, ik moet ze het antwoord schuldig blijven: ik hoor het zelf nu voor het eerst. Ik volg ook nog een les Engels van de hoogste klas. Ik moet echt de oren spitsen om de leraar goed te verstaan: deze versie van bamiballen-Engels is volkomen onverstaanbaar. Meteen wordt me duidelijk waarom Chinezen soms wel Engels lezen en schrijven, maar het niet spreken: dit is het enige Engels dat ze horen, en goed voorbeeld doet goed volgen. Geen TV en radio, geen Engelse muziek maar slechts het gebral van deze leraar. De les van vandaag bestaat uit invuloefeningen in de stijl van "Led by the party, we made great progress". Mao is nog steeds actueel.

Zaterdag 11 juni
Ik fiets langs een enorm kantorencomplex met in flinke letters op het dak "Henan Province Free Trade Zone" - China's economische inhaalrace is blijkbaar begonnen. E‚n probleempje echter: al deze gebouwen staan leeg. Er zijn helaas nog geen investeerders gevonden die in dit gebied geld willen pompen. Het hele land schijnt overigens vol te staan met grote, pompeuze maar lege kantoorgebouwen. China's economie wordt wel omschreven als "een reus die ontwaakt". Alles goed en wel, maar dan wel een reus met stevig ochtendhumeur.

Dinsdag 14 juni
Acht uur lang moet ik over, door, langs, tussen en onder strobergen door. Kilometers openbare weg zijn bedolven onder de graanoogst en het is hutjemutje vol met boeren die zorgen dat de aren mooi over de weg uitgespreid worden. Soms ligt er echt een laag van 30 centimeter dik en hebben ze niet de moeite genomen om voor fietsers een paadje open te houden. De bedoeling is dat trekkers, vrachtwagens en bussen (en fietsers helaas ook) hier overheen rijden met het volle gewicht, en zo komen de korrels los uit de aren. Een beetje rottig is het, dat je elke 100 meter moet stoppen om het stro uit je derailleur te pulken. Ik fiets echter over het dagelijks brood van deze mensen, ben zelf "Slechts Op Bezoek" en draag dus mijn lot, terwijl ik geboeid kijk hoe complete dorpen gezamenlijk de oogst verwerken. Intussen zonnebril ophouden en adem in tegen het stof. Acht uren is dan wel verrekte lang.

Maandag 20 juni
Kleine peutertjes lopen allemaal in een broekje zonder kruis - niks geen luiers, ze hoeven maar te hurken en de boel te laten lopen. Zo kun je ook het begrip "oefenbroek" opvatten. Het gevolg is soms niet al te smakelijk, zo ondervond ik tijdens een tweede treinreis, terug naar Beijing. Terwijl ik suf op mijn opgerolde slaapzak in het gangpad van de trein zit, waarschuwt een moeder met klein kind me voor de plas urine die mijn kant op komt stromen: het kind heeft zojuist even zijn behoefte gedaan. Ik schuif mijn slaapzak iets van de kant af en ga weer zitten. Het stroompje kabbelt langzaam voorbij. Moeders tovert ergens een bezempje vandaan en veegt een en ander uit over de vloer. Zo, schoon. Aan het einde van de treinreis, vlak voordat we het station van Beijing binnenrijden, wordt de trein vast schoongeveegd. Alle flessen, fruitschillen, plastic rijstbakken en overige rommel wordt bijeengeveegd en in ‚‚n flinke beweging het raam uitgesodemieterd. Het glas spat rinkelend uiteen naast de rails. Al die mensen die langs de spoorlijn wonen, zullen daar vast erg blij mee zijn.

Donderdag 23 juni
Nu al ben ik de drukte van de stad beu en verlang terug naar de uitgestrekte vlakten op het platteland. Beijing is groot, betonnerig en er zijn maar weinig mooie plekjes. De verplichte nummers als de Verboden Stad heb ik bewonderd, maar al het moois wordt overschaduwd door het hoge percentage souvenirkopende, met videocamera's behangen toeristen. Wat een anti-climax...

Marleen de Ruijter