Poepluiers en ander plezier

Een kind van 10 weken kan zich niet aanpassen. Dus wij moeten ons aanpassen. Dat betekent dat een dag volledig wordt versnipperd en je amper tijd voor jezelf hebt. Een eigen leven lijkt een illusie geworden. Verslag van een korte fietsvakantie in Nederland.

We vertrokken vol goede moed van huis. Op de tandem; ik op het voorste zadel achter het stuur, Corrie op het achterste zadel met Sanne van 10 weken oud in de draagzak op de borst. Een bagagedrager voor met bagage, eentje achter met bagage en een kleine aanhanger, ook met bagage; en bovenop een bescheiden buggy omdat dat wel makkelijk is als je onderweg even rustig wilt lezen tijdens de slaapjes tussendoor. De hoeveelheid bagage was ontstellend. Ik had al menig lange fietstocht gemaakt, maar voor deze korte fietsvakantie in Nederland hadden we een veelvoud bij ons. De al genoemde buggy, een voorraadje luiers en de nodige kleding voor warm weer, koel weer, en wellicht echt Hollands koud en nat zomerweer; en om bij onverhoopt spugen Sanne te kunnen verschonen. Al die extra bagage moest op dezelfde fiets mee, want kleine oekepoekie had nog geen eigen fiets.
Maar goed, extra bagage, dat is een kwestie van passen en meten. Anders was het met het overgeleverd zijn aan de willekeur van een baby. Een kind van 10 weken kan zich niet aanpassen, dus moesten wij ons aanpassen. In een hele dag op pad legden we een afstand af tussen de 40 en 60 km. De eerste dagen haalden we een gemiddelde snelheid van 4 km/uur. Vieze luiers, honger, huilen en ander ongerief zorgden voor ontzettend veel oponthoud. Na enkele dagen begonnen we echter het ritme van Sanne te ontdekken. We hadden twee, hooguit drie tijdsblokken van één … twee uren. Dan sliep ze of keek rustig om zich heen en waren wij in de gelegenheid om kilometers te draaien. Tussen de tijdsblokken moest ze aan de borst. En aan de borst wilde zeggen: twee keer aanleggen en daartussen - behalve natuurlijk boertjes laten en verschonen - wat spelen, bewegen en zitten. En daar moest de tijd voor worden genomen. Bij een baby kun je dergelijke zaken niet afraffelen; even vlug, even opschieten, dat begrijpt een baby niet. En wil je toch je eigen wensen doordrukken dan zit je met een krijsend monster opgescheept en kan je je rust helemaal vergeten. Toen we het ritme eenmaal hadden gevonden, ging het vrij soepel. We wisten waar we aan toe waren; daar stel je je op in en dat bespaart je een hoop zinloze irritaties. Alleen die bewegwijzering voor fietsers van de ANWB of de provinciale overheid. Onnodige omleidingen, vaak onduidelijk of onlogisch, en regelmatig niet uit te komen als je niet beschikt over een diploma spoorzoeken. De tijd was beperkt, het tijdsblok om te fietsen was altijd gauw om. Nog achttien kilometers te gaan, nog zeventien, nog.........; verdorie, verkeerd gereden, waar was die afslag, waarom stond er geen bordje, leuk hoor zo'n binnendoorroute.
Nog tien kilometer.
'Sanne wordt erg onrustig, ze moet eten', hoorde ik Corrie achter me roepen.
'Nog maar een klein stukje en we zijn op de camping,' riep ik.
Helaas, nog maar enkele kilometers te gaan barstte de bom. Meedogenloos, we moesten stoppen. De roep, nee, het gebrul om eten kon niet langer worden genegeerd. De camping was nog tien minuten fietsen. Maar het zou nog minstens een uur, misschien wel anderhalf uur, duren voor we er zouden zijn. En dan moesten we nog boodschappen doen, tent opzetten, eten koken, Sanne bezig houden.

Ons monstertje heeft er voor gezorgd, dat we ons geen moment hebben verveeld; terwijl ik amper aan m'n boek ben toegekomen. En toch, als je me vraagt: 'was het leuk', dan is mijn antwoord:'ja'. Maar vraag me niet waarom.

Als ze een jaar zijn

Kan een kind van één jaar oud zich aanpassen? Nee. Pas als ze twee jaar zijn, kan je beginnen met bescheiden afspraken te maken: 'als jij eerst dit doet, dan gaan we daarna dat doen.' Je moet vooral beschikken over een trukendoos, bij voorkeur een heel grote, om alles in aangename banen te leiden. Een jaar later was Sanne één jaar geworden; dat heb je meestal met baby's.

Het bagagevolume was flink toegenomen. Nog steeds heb je kleren nodig voor warm weer, koel weer, en wellicht echt Hollands koud en nat zomerweer. Maar omdat kinderen van één jaar oud kruipen, wat lopen, op de grond spelen en alles ondersmeren, moet je vaker kleren verschonen. Ze eten nu soep, groentehap, macaroni met kaas en tomatensaus; allemaal heerlijk om uit te smeren in hun gezicht, haren en de kleren. Ook de pindakaas en chocoladepasta lenen zich hier bijzonder goed voor. Bovendien, omdat ze in een jaar flink gegroeid zijn, zijn de kleren groter; een flinke toename in het bagagevolume. En natuurlijk, het dagelijkse poepvolume is evenredig toegenomen: dus ook grotere luiers. Wat was die borstvoeding toch gemakkelijk. Nu moesten er ook twee zuigflessen en melkpoeder mee. En een thermoskan met warm water om onderweg een eventuele crisis snel te kunnen bezweren met een overheerlijke fles warme melk op schoot bij papa of mama.

Sanne was nu te groot voor een draagdoek, dus ook zij moest nog een plekje op de fiets vinden. Of in een fietskar achter de fiets. Die hebben wij niet gebruikt. Fietskarren met twee wielen zijn niet te gebruiken op de smalle schelpenpaadjes door de bossen en duinen. Bovendien is een stoeltje voorop veel leuker: je kan gezellig babbelen, je ziet waar je kind naar kijkt en hoe het reageert, en je kan zelf dingen aanwijzen en er iets over vertellen. Als je inderdaad langere afstanden wilt fietsen op gewone wegen, dan is een fietskar voor de kinderen waarschijnlijk de beste oplossing; de kinderen zitten comfortabel, kunnen erin slapen en (in beperkte mate) spelen. En zijn ze met z'n twee‰n dan hebben ze ook nog eens gezelschap aan elkaar. Sanne zat bij ons voorop. Nog meer bagage en een groter kind was niet meer allemaal te combineren op een tandem; het werden dus twee fietsen.

Zo maar een dag
We hadden een prutafstandje afgelegd van 35 km en toch had ik het gevoel dat we een volwassen dagmars hadden gedraaid. Het was gewoon een lange werkdag geweest. Om kwart voor zeven werd Sanne wakker. Ze was nog wat gaperig, lag lekker na te soezen; maar het was geen slapen meer. Om zeven uur kwam het onvermijdelijke signaal: opstaan en actie. Om tien uur vertrokken we op de fiets. Dat waren geen drie uren van rustig wakker worden met een kopje koffie, boterhammetje en vervolgens op je gemak inpakken. Het waren drie uren van non-stop bezig zijn en vlug een hapje tussendoor. Sanne voeren was een hele klus; ze was zo rusteloos. Logisch, er was zo veel te zien en te doen rond de tent in de bossen. Steeds maar weer was het staan, lopen, hapje nemen, eten laten vallen en iets onderzoeken en bekijken, wat kliederen. En dan weer weglopen naar de geiten, het paard of de zandbak en glijbaan. Dan verdween ze weer uit het zicht of er dreigde een valpartij of een botsing op de glijbaan en hup, moest één van ons er achteraan. Het was constant opletten geblazen. Opeens had ze weer een mes te pakken; met kamperen ligt alles nu eenmaal op de grond. Of ze stak haar handen in de pot met chocoladepasta, greep met de met klonten pasta besmeurde handen naar een bord, een fietstas, het fototoestel, legde de handen even te rusten op de net die ochtend schoon aangetrokken broek (met chocoladepasta besmeurde kleren zijn onweerstaanbaar voor vliegen en wespen). Naar het toiletgebouw om haar handen en gezicht te wassen. Natuurlijk wil ze zelf lopen; en op dat stuk van 30 meter lopen liggen er takjes die moeten worden opgeraapt, dennenappels, grindsteentjes om in een plas te gooien. Eenmaal begonnen met spullen pakken besmeurde ze alles, gooide zand in de tassen en slaapzak, trok de spullen uit de tas die je er net had ingestopt. Had ik net de slaapzak strak opgerold, had zij weer een mes of vork of schroevedraaier te voorschijn getoverd. Dan moet je direct ingrijpen, want een kinderoog is snel opgeprikt. De slaapzak was weer teruggerold en vervolgens moest ik er eerst weer zand uitkloppen. Bij het uiteindelijke opladen moest ik Sanne met een hand weghouden van de ketting, het labiele voorwiel, de spaken en met de andere hand opladen en de fiets overeind houden.

Die drie uren waren zo om.

Om half elf - nog maar net op pad - was Sanne al weer zo moe na ruim drie uren druk bezig, dat ze in slaap viel. Met een slapend kind voorop vind ik beroerd fietsen, dus werd het tijd voor een pauze. Om half twaalf konden we eindelijk weer verder fietsen. na drie kwartier rijden - 15 km verder - passeerden we Elspeet. Met de te verwachten prutafstanddagmarsen zou dat de enige plaats die dag worden, waar we boodschappen konden doen. We hadden ook benzine nodig voor de brander en al het brood was op. Helaas, pas om half twee gingen de winkels open. Om twee uur 's middags ging de rit verder. Om drie uur bereikten we het geplande natuurkampeerterrein. Onze ervaring was om ruim voor bedtijd de tent op te zetten, zodat Sanne de tijd had om rustig rond te scharrelen en te spelen voor het avondritueel van eten, bad en bed werd opgestart. We hebben tot onze grote verbazing regelmatig ouders gezien die met dergelijk klein grut laat aankwamen; en vervolgens zaten opgescheept met oververmoeide, huilende kinderen die helemaal van slag waren, niet wilden slapen en de hele avond de rust verstoorden. Net als met een baby van 10 weken moet je je ook bij een kind van één of twee jaar oud niet verzetten tegen het ritme van het kind. Dat is overigens iets anders dan het kind overal zijn zin in geven en te verwennen met bergen ijsjes en ander lekkers. De kunst is om het gewone dag- en nachtritme van het kind te handhaven en niets te forceren. Dat betekent de nodige beperkingen, maar het scheelt bergen irritaties. Enfin, de dag was nog niet ten einde. De tent moest nog worden opgezet, de spullen uitgepakt; en ondertussen Sanne in de gaten houden. Daar hadden we twee uren de tijd voor, dus dat ging heel ontspannen, waarbij er tijd was om te spelen en samen de omgeving te ontdekken; daar heb je toch uiteindelijk (ook) kinderen voor. Om vijf uur begon het koken, eten en vervolgens bad klaar maken. Het is even wat gedoe, zo'n bad (een opblaasbadje is uitstekend), maar het bleek de rust om te gaan slapen zeer ten goede te komen. De tijd die we in het bad staken, verdienden we dus direct weer in ruime mate terug. Om half acht 's avonds was Sanne diep in slaap en zat onze werkdag erop. Eindelijk lezen.

Ook hier kan je de vraag stellen: 'was het leuk?'
En inderdaad, het was leuk. Mits je je er vooraf op instelt dat kinderen nu eenmaal bepaalde beperkingen meebrengen. Maar binnen die begrenzing, kun je nog voldoende aan je trekken komen. Misschien spreekt de volgende vergelijking aan. Na een hele dag beulen in de Andes of de Himalaya, of de hele dag je fiets door het zand zeulen van een hete Sahara, vind je 's_avonds een verlaten stek. Even later lig je moe maar voldaan te kauwen op een stuk brood met een karig bakkie troost erbij. En toch voel je je op zo'n moment heel tevreden, komen juist op dit soort momenten vaak die intense geluksgevoelens bovendrijven. En waarom? Vanwege al dat zweet en afzien, de kou of de hitte, met als beloning een homp brood? Het is net zo onlogisch als dat tevreden gevoel dat je kan hebben, als je na een lange dag zeulen, sjouwen en zorgen met kinderen 's_avonds eindelijk tijd en rust hebt voor een bakkie met een boek of wat staren naar de sterren. En net als die bergen en woestijn ondanks dat zweten en afzien bijzonder mooi en indrukwekkend zijn, zo zijn ook die vervelende kinderen die je geen moment rust gunnen bijzonder om te zien; te zien hoe ze de wereld ontdekken, hoe ze zich verbazen over voor ons triviale alledaagse zaken. Dat is heel bijzonder; vooral als het je eigen kinderen zijn.

Theo Jorna